Eten

Ik ben in Wageningen wel wat afgedreven van mijn wortels als slagerszoon, maar de waardering voor goed en lekker eten ben ik nooit kwijtgeraakt. En dan heb ik het niet alleen over de zintuiglijke kant, dat je intens kunt genieten van de geur van verse knoflook en gember in de hete olie, of van de hartigheid van een runderstoofpot die de halve middag op een laag vuurtje heeft staan sudderen.

Nee, ik word me er steeds meer van bewust hoe het bereiden en genieten van een smaakvolle maaltijd een stukje identiteit is, dat me verbindt met de slagerij aan de Luifelbaan in Wassenaar waarboven ik geboren ben en waar ik het grootste deel van mijn jeugd heb doorgebracht. Waar je altijd de rookkast kon ruiken op het balkon, en waar mijn vader ooit in de aanloop naar de feestdagen boven kwam, met een wollen trui en een sjaal onder zijn slagersschort, en commandeerde: “het is min twee in de worstmakerij, maar we gaan gewoon door!” Apetrots was mijn vader op zijn eigen creaties, waaronder zijn huispaté met rookspek en pistachenoten, en zijn bourgondische rib ingespoten met rode wijn en in de oven gegaard met kruidnagel en bruine suiker. Met dat laatste gerecht won hij de Gouden Slagersring, en toen mijn vader in 2019 overleed kreeg die ring een prominente plaats in zijn uitvaart. Ik ben de enige die de familietraditie niet heeft voortgezet door een restaurant te beginnen, en de gesprekken thuis gaan vaak over eten.

Eten heeft zelfs een spirituele dimensie. Ik hoef alleen maar terug te gaan naar mijn katholieke wortels, waar brood aan bod komt in het Onze Vader, de bruiloft van Kana, en de eucharistieviering: brood symboliseert leven, gemeenschap, samen delen. Ook in mijn tegenwoordige flirt met het zenboeddhisme ontkom ik er niet aan. In 2022 verbleef ik in Zen River, een zenboeddhistisch klooster in Uithuizen, en wat me daar nog het meest ontroerde was hoeveel ritueel er was gewijd aan het bereiden en nuttigen van voedsel. Van het verzoek om in de keuken niet meer te spreken dan strikt noodzakelijk, tot het vermijden van vlees, tot de maaltijdgatha die ons doet stilstaan bij alles dat aan de maaltijd voorafgaat (“Tweeënzeventig werken brachten ons dit voedsel, we moeten weten waar het vandaan komt…”). Eén van de meest inspirerende teksten uit het zenboeddhisme is de Tenzo Kyokun, oftewel de instructies voor de kloosterkok, geschreven door de dertiende-eeuwse Japanse monnik Dōgen. De Tenzo Kyokun maakt van het bereiden van eten een metafoor voor het hele leven. Het aanwenden van de middelen die je ter beschikking staan om een voedzame maaltijd voor je mede-monniken te bereiden vraagt van de tenzo dezelfde aandacht, zorgvuldigheid, dienstbaarheid, en gelijkmoedigheid als van ieder ander mens, in iedere andere denkbare functie.

Daarom is het jammer dat in Nederland eten zoiets functioneels is. We werken ons bord gedachteloos weg bij de televisie, zonder stil te staan bij wat we eten, wie allemaal aan dat eten hebben bijgedragen, en wat het eten voor ons betekent.

Eén gedachte over “Eten”

  1. Mooi stuk.
    Thuis kregen wij drie keer per week vlees. Op zondag een stukje dat zwart geblakerd en bedraad was. Op woensdag de heeft van een half klein gehaktballetje en op zaterdag waren er soms afsnijdsels voor de macaroni. Het accent lag dus altijd meer op de aardappels en groenten met een sterk verwaterde jus. Wat anders bij een groot gereformeerd gezin? Onze moeder was gespecialiseerd in massa en toch lekker.
    Ik eet nog steeds weinig vlees. Maar zelfgebakken brood is voor mij de top.
    Jouw tekst trok alle herinneringen weer boven tafel.

    Like

Plaats een reactie