Het falen van de meritocratie

Terwijl ik deze column schrijf gaan miljoenen Amerikanen naar de stembus om een nieuwe president te kiezen. De twee kandidaten lopen in de peilingen vrijwel gelijk op, maar in mijn directe omgeving is de voorkeur duidelijk. Het laat zich raden wie ze als een regelrechte bedreiging voor de Amerikaanse democratie en voor Europa beschouwen. Hoe is het mogelijk, vraagt men zich af, dat een kandidaat die eerder op zoveel leugens is betrapt, heeft geweigerd de verkiezingsuitslagen te accepteren, en ook nu van tevoren al zegt een nederlaag te zullen aanvechten, op zoveel steun kan rekenen?

Een recent artikel in The Economist draagt enkele verklaringen aan. De verklaring die mij het meest opvalt is dat de groeiende kloof tussen Democraten en Republikeinen meer en meer parallel loopt aan opleidingsniveau: de kiezer die niet naar de universiteit is geweest laat de Democratische partij steeds vaker links liggen. De Republikeinse partij wordt steeds meer de partij van het verzet tegen een arrogante, linkse, hoogopgeleide elite. Het is ook de partij waar de meeste scepsis bestaat tegen de wetenschap van vaccinaties en klimaatverandering.

In Nederland zien we dezelfde trend. Het huidige kabinet bevat twee partijen die openlijk lak hebben aan klimaatwetenschap, en één partij die op zijn minst enkele prominenten heeft die zich daarbij aansluiten. Hetzelfde kabinet heeft gekozen voor een frontale aanval op het hoger onderwijs door Nederlandstalig onderwijs te eisen (alsof Descartes vroeger op Nederlandse cursus ging voordat hij naar Leiden kwam) en tegelijk forse bezuinigingen in te voeren die het onmogelijk maken om dat Nederlandstalige onderwijspersoneel aan te nemen.

Vroeger waren de arbeiders links en de kakkers rechts. De kakkers hadden de fabrieken in handen, en de enige optie voor de arbeiders om een beter bestaan te realiseren was het socialisme. Dat socialisme zorgde ervoor dat studeren niet meer alleen voor de elite was: ook een arbeiderskind kon professor worden. Ook mijn generatie wemelt nog van de zogenaamde klassemigranten: ik heb in Wageningen veel collega’s die op een boerderij zijn opgegroeid. Maar de eerste klassemigranten hebben nu ook studerende kinderen, en die zijn opgegroeid in een hoog (pardon, theoretisch) opgeleid gezin. De kloof is terug, hardnekkiger dan ooit.

Want tegenwoordig zijn de kakkers links. Ze hebben mooie idealen voor een duurzame wereld, waarin we de welvaart eerlijk delen. Misschien moeten we wat welvaart opgeven, maar wat zou het als we in ruil daarvoor schone lucht, een stabiel klimaat, en een gezonde levensstijl terugkrijgen?

En de arbeider? Die hoort de idealisten met hun aardappel in de keel en hun moeilijke woorden en denkt: straks mag ik niet op vliegvakantie, terwijl jullie lekker gaan backpacken in Thailand. Jullie hebben mooie woorden over het opvangen van vluchtelingen, maar ik kan ondertussen mijn buren niet meer verstaan. Jullie kunnen je mooi een warmtepomp veroorloven, maar ik kan nu al amper rondkomen.

Dus die arbeider, die stemt rechts.

Plaats een reactie