Sinéad

Sinéad O’Connor brak door in de tijd dat ik leerde dat het misschien wel veilig lijkt om met de stroom mee te zwemmen, maar je raakt uiteindelijk alleen maar jezelf kwijt. Ik volgde de HAVO aan een middelgrote middelbare school ingeklemd tussen de kantoren aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag. Elke ochtend reed ik naar die school op mijn Zundapp, die ik een heel klein beetje had opgevoerd omdat dat zo hoorde in mijn vriendenkring, maar eigenlijk ook weer niet zoveel dat ik er een snelheidslimiet mee brak. Ik was elke pauze te vinden in de aangewezen rookplaats waar ik aansluiting probeerde te vinden bij de Stoere Groep. Ik rookte, droeg het juiste merk gympen, en had zelfs een matje.

En toen werd ik verliefd. Zodra ik haar de computerzaal uit zag lopen, met haar korte stekelhaar, afgezien van een dun staartje in haar nek, dacht ik: dat vind ik leuk. Ik had altijd al een zwak voor de tomboys, de meisjes die zich niet aan een feminiem stereotype conformeerden, die geen make-up gebruikten, het haar kort droegen, als kind in bomen klommen en voetbalden. Tijdens een schoolexcursie naar Berlijn, terwijl mijn klasgenoten van de Stoere Groep bijna de trein werden uitgezet vanwege de bende die ze van hun coupé maakten, zoenden we elkaar voor het eerst. Het heeft niet lang geduurd. Ik was nog lang niet klaar voor de stortvloed aan hoon van mijn klasgenoten: zo’n manwijf, met dat korte haar, ben je homo of zo?

Zo rond die tijd hoorde je Troy voor het eerst op de radio. Dat Ierse meisje, klein van stuk, kaalgeschoren, Dr Martens laarzen, een stem die lieflijk kon fluisteren en van woede kon branden, en prachtige ogen die vuur konden schieten. Ze was op en top vrouw, maar ook strijdbaar en woedend. En gebroken, dat ook.

Later kwamen de schandalen. Ze had geweigerd het Amerikaanse volkslied te spelen in een zaal waar dat de traditie was. Ze had in Saturday Night Life een foto van de Paus verscheurd onder de woorden “fight the real enemy”. Ze werd uitgejouwd bij het verjaardagsconcert van Bob Dylan, notabene de ultieme protestzanger, waarop ze reageerde met het opnieuw reciteren van het lied van Bob Marley dat ze bij Saturday Night Life had gezongen, inclusief een uitdrukkelijke verwijzing naar kindermishandeling. Na het lied wierp ze nog een minachtende blik het publiek in en liep het podium af. Iedereen maakte haar uit voor hysterisch. Jaren later zou in Ierland het Ryan Report uit de doeken doen welk sadistisch misbruik zich in de katholieke kerk had afgespeeld.

Toen ik die beelden zag, hoe ze haar woede op het publiek af schoot, voelde het alsof ik daar stond. Mijn woede tegen mijn klasgenoten die iedere afwijking van hun norm bestraften met hoon en vijandigheid, gepersonificeerd door deze tomboy die ook weigerde aan die norm te voldoen. Velen noemden het het einde van haar carrière, maar voor mij was ze een heldin.

Eén gedachte over “Sinéad”

Geef een reactie op Gert-Jan Kamphorst Reactie annuleren